“Ik zoek mensen op en als ik probeer hen te betrekken bij ATD Vierde Wereld, dan is het omdat dit een opening tot verandering, vorming en groei biedt. De saamhorigheid kan veel voor mensen betekenen. En de ontdekking dat hun inbreng waardevol is voor anderen. Ook mijn blikveld is door deze ontmoetingen veel breder geworden. ”
Aan het woord is Kris Roels, sinds 1990 volontair bij ATD Vierde Wereld. Vandaag de dag is Kris Roels na missies in Frankrijk, New York en Nederland weer terug in de straten van Brussel. Met de Nederlandstalige groep in Brussel bereidt hij de Volksuniversiteit voor. Hij zoekt en onderhoudt contact met daklozen en is betrokken bij het Brussels Collectief Straatdoden.
Geïnspireerd door een voordracht van oprichter Jan Vermeire van Poverello, ging Kris Roels begin jaren tachtig als vrijwilliger aan de slag bij deze organisatie in de Brusselse Marollenwijk. Daar hoorde hij over ATD Vierde Wereld en over de ideeën van stichter Joseph Wresinski.
“Dat bleek meer mijn weg te zijn: niet voor maar met de mensen. Geen bedeling, maar samen op weg en leren van elkaar. Als ik achterom kijk en me afvraag waarom mijn pad deze richting uitging, dan komen mijn jaren bij de jeugdbeweging KSA-VKSJ en mijn schooltijd in het Sint-Lodewijkscollege in Lokeren in zicht. Daar zijn bakens gezet.”
Liften
Kris is geen man van grote theorieën, maar van continu en direct contact met mensen. Op straat, in een sociaal restaurant, al liftend spreekt hij met de mensen over wat hem op zijn hart ligt. Hij kan fier zijn op kleine overwinningen: een kind dat uiteindelijk toch naar school gaat, een overleden dakloze die een waardige begrafenis krijgt. En meer dan eens maakte een automobilist die hem een lift gaf niet veel later een gift over op de bankrekening van ATD Vierde Wereld.
“Mensen hebben heel wat ideeën over daklozen die niet kloppen”, weet Kris. “Dat zij eenzamen zijn zonder familie of kinderen bijvoorbeeld. Onlangs sprak ik met mensen op straat over het 20-jarig bestaan van de verklaring van de Rechten van het Kind. Dat bracht heel wat emoties teweeg. Een man sprak huilend over zijn kinderen, die hij miste. En over het gevoel dat hij gefaald had.”
“Heel wat mensen denken ook dat daklozen alle tijd hebben. Maar dat is niet waar: overdag moeten ze bedelen om aan de kost te komen. Ook als je hen ’s avonds ergens bij wilt betrekken, een Volksuniversiteit of een andere bijeenkomst, zeggen ze: als ik daar heen ga heb ik vannacht geen slaapplaats. Dus zul je daarvoor samen met hen een oplossing moeten zoeken, anders kom je niet verder.”
Manouche en Roma
Aan zijn eerste missie heeft Kris Roels nog steeds zeer dierbare herinneringen: van 1991 tot 1994 werkte en leefde hij met een collega-volontair met het nomadenvolk Manouche in het Franse departement Val-d’Oise. Aanvankelijk gebeurde dat via een straatbibliotheek. Zo leerde hij via de kinderen de ouders kennen, die eerst vrij wantrouwig waren.
Kris Roels houdt straatbibliotheek met kinderen van de nomadenvolken Manouche en Roma in het Franse departement Val-d’Oise. “Ondanks de spanningen tussen deze volken, ontstonden soms toch vriendschappen.”
De laatste zes maanden woonde hij in een caravan tussen de mensen. Deze Manouche kwamen uit Frankrijk en werden daarom getolereerd door de lokale overheid.
Anders was dat voor een groep van zo’n 200 Roma die in 1992 plotseling neerstreken op het terrein naast de Manouche. Zij kregen na anderhalf jaar te horen dat ze moesten vertrekken.
“Lang niet iedereen vertrok op tijd. Veel spullen van mensen die achterbleven werden verbrijzeld en afgevoerd. Er bleef geen spaander liggen”, herinnert Kris Roels zich als de dag van gisteren.
Maar ook hier kleine overwinningen: kinderen die ondanks alles wat tegen zat, toch naar school gingen en vriendschappen die ondanks de spanningen tussen de Manouche en de Roma ontstonden tussen sommigen van hen.
In Brooklyn, Colmar en Wijhe
Van 1995 tot 1997 woonde Kris tussen mensen in armoede in het zeer multi-etnische East New York (Brooklyn). Ook hier werden de contacten gelegd via de straatbibliotheek. Hij was er met mensen met armoede-ervaring en andere volontairs en medestanders bij toen in 1996 de Gedenksteen voor Slachtoffers van Armoede ingehuldigd werd in de tuin op het domein van de Verenigde Naties.
Vanuit New York schreef Kris veel met collega-volontaire Marijke Decuypere, die op dat moment voor ATD Vierde Wereld in Guatemala werkte. In 1998 stapten ze in het huwelijksbootje en in 1999 aanvaardden ze samen een nieuwe missie in Colmar in de Franse Elzas.
Kris: “De nadruk lag vooral op gezinsbezoeken en mensen proberen te betrekken bij activiteiten in het Vierde Wereldhuis en de Volksuniversiteit.”
Maar ook: de geboorte van de tweeling Joshua en Judith in 2000 en Kris’ ongeval met zeer ernstig beenletsel in 2003. Het geblesseerde been bleef hem parten spelen tijdens de missie op recreatieboerderij ´t Zwervel van ATD Vierde Wereld in Nederland, waar het gezin van 2004 tot 2007 woonde en werkte. Een intensieve periode, met hoogte- en dieptepunten.
“Dat mijn been het opnieuw begaf, was een zware dobber voor ons. Gelukkig kon ik na zeven maanden weer bezoeken brengen aan gezinnen voor wie het moeilijk is om zelf naar de boerderij te komen. Zo bleef het contact behouden en konden we ook met hun meningen rekening houden”, vertelt Kris Roels.
Overtuigd
Hoewel hij niet de illusie heeft dat ATD Vierde Wereld de wijsheid of de waarheid in pacht heeft, is Kris Roels na alle omzwervingen nog steeds een overtuigd en overtuigend volontair:
“ATD Vierde Wereld heeft me ideeën en werkwijzen aangereikt. Mensen in armoede worden niet gehoord, niet betrokken, niet aangesproken. Als je toch hun mening vraagt dan krijg je heel wat te horen. Joseph Wresinski heeft laten zien hoe je anders tegen armoede kunt aankijken. Als je werkelijk betrokken bent bij elkaar en je trekt intensief met elkaar op, dan zijn er soms confrontaties. Maar de wederkerigheid van het leren is dan wel een proces dat iedereen verder brengt.”
Dit artikel verscheen in 2017 op onze website.