Het is de eerste week op het speelplein, en ik ben animator bij een groep kleuters van vier en vijf jaar. Wanneer ouders hun kinderen komen brengen, zijn er altijd een paar kindjes die wenen. Gelukkig kan een leuke afleiding zoals een liedje of een spelletje de meeste tranen drogen. Bij één kindje krijgen we de traantjes echter niet gedroogd. Wat we ook zeggen of voorstellen aan leuke dingen, het meisje blijft op haar poep zitten en huilen. Ik vraag haar een paar keer wat er scheelt, maar ze krijgt het me niet uitgelegd.
Voor we aan ons dagprogramma beginnen, nemen we de kinderen altijd mee naar het toilet. Ook het meisje dat huilt gaat mee. Dan merken we dat ze wel op een heel rare manier loopt: haar voetjes staan naar binnen en stappen gaat wat moeizaam. Eén van mijn mede-animatoren merkt op dat haar schoenen te klein zijn en dat haar voeten pijn doen. Niet moeilijk dat ze zoveel moet wenen.
Het is een opluchting dat we eindelijk weten hoe we de kleuter kunnen helpen, maar niet veel later volgen er stigmatiserende opmerkingen door verschillende mede-animatoren. “Welke ouder laat zijn kind nu met te kleine schoenen rondlopen?”. Wanneer we tijdens het fruit- en drankmoment opmerken dat er een sterke sigarettengeur uit het rugzakje komt, worden de opmerkingen van sommige animatoren er niet beter op.
Het schoenenvoorval is ook bij onze hoofdanimator terecht gekomen. Hij geeft ons de opdracht geeft om de ouders erover aan te spreken. Gezien de coronamaatregelen mag er maar één animator aan de deur staan om de ouders te begroeten. Na alle onbegripvolle opmerkingen die sommige van mijn collega’s geuit hebben die dag, zorg ik ervoor dat ik als eerste aan de ingang sta. Ik vertel de mama van het meisje dat we gemerkt hebben dat de schoenen van haar dochter een beetje knellen. Direct komt er schaamte op het gezicht van de mama, en ze weet even niet wat zeggen. Ik zeg snel dat het begrijpelijk is, want dat voeten op die leeftijd nu eenmaal snel groeien. Haar opluchting is voelbaar. Ik denk dat ze het fijn vind om eens begrip te horen in plaats van een oordeel. Nadat alle kinderen en ouders weg zijn, vertel ik aan mijn mede-animatoren hoe het gesprek is gegaan. Gelukkig zijn er collega’s die snel begrijpen waarom ik op die manier gereageerd heb.
Na ons gesprek heeft de mama met het OCMW gepraat, en de volgende dag zien we het meisje met andere schoenen. Ook krijgen we telefoon van de OCMW-medewerker: Ze belt speciaal om nog eens te vragen hoe het met het meisje gaat.
Ellen, juli 2020