De weekendeditie van het Nieuwsblad stond op 14 en 15 december in het teken van vooroordelen tegenover mensen in armoede en Aan de onderkant ligt de lat altijd hoger. Hieronder vind je het interview met co-auteur Guy Malfait en een ander interview met drie ervaringdeskundigen: Pascal Maes, Saskia Jacobs en Jan Ruet.
“Die armen hebben allemaal een smartphone, flatscreen en een uitkering, zonder er iets voor te moeten doen, toch?” Armoedewerker weerlegt de grootste clichés
Straks is het weer De Warmste Week. Harten en portemonnees gaan weer open voor medemensen in problemen en in armoede. Maar die armen, laat u er niet aan vangen. Ze hebben allemaal een smartphone en een flatscreen, en op het einde van de maand een uitkering waarvoor ze niets moeten doen, klinkt het weleens. Vierdewereldwerker Guy Malfait (49) hoort de clichés ook. Zelfs in zijn familie. In het boek Aan de onderkant ligt de lat altijd hoger, dat hij samen schreef met Marijke Decuypere, weerlegt hij ze één na één.
Guy lacht veel. Dat valt direct op. Soms met zichzelf. Hij vertelt hoe hij als jonge twintiger ging samenwonen met ex-gedetineerden die leefden van een kleine uitkering. Op een dag kocht een van hen een grote radio. Een radio? Als ge al bijna geen geld hebt. En dan nog in het begin van de maand, in plaats van te sparen. Hoe dom kan je zijn? Vandaag, na bijna dertig jaar werken met mensen in armoede, snapt Guy hun logica wel. “Ik snap zelfs waarom arme mensen die plots aan wat geld geraken daarmee iets gaan kopen. Al is het een immense tuinkabouter, godbetert.
Waarom dan?
“Eerst die radio. Als je een job hebt, een inkomen, een netwerk dan heb je genoeg invulling van je tijd. Dan is een radio niet zo noodzakelijk. Als je dat allemaal niet hebt,als je geen geld hebt om met vrienden op café of naar de cinema te gaan, dan kan een radio die leegte vullen. Maar vooral: die radio geeft je een gevoel van eigenwaarde. Wij hebben dat uit onszelf. Arme mensen moeten hun gevoel van eigenwaarde bijeensprokkelen. Daarom ook kopen ze soms liever nieuwe kledij dan tweedehandse, want dat krikt hun zelfbeeld niet zo op. Hetzelfde met die tuinkabouter. Voor ons is het krankzinnig: je zit zo krap bij kas, plots krijg je een sommetje geld waar je recht op hebt en je koopt er een imposante kabouter mee voor in je tuin. Omdat die kabouter een signaal naar de buren is: wij tellen ook mee want wij kunnen ook iets in onze tuin zetten. Of omdat die het sombere leven van elke dag, wat vrolijker maakt elke keer als je er langs komt. Het heeft wat geduurd eer ik de logica van arme mensen snapte en zelfs nu nog. Armoede is een ander land. Ik was lang zoals een toerist die voor de eerste keer naar Spanje gaat en denkt: die gasten hebben een lekker leventje, ’s middags is alles dicht en dan slapen ze. En wij maar werken ! Pas als je de logica van de siësta kent, snap je het.”
Hoe bent u eigenlijk vierdewereldwerker geworden?
“De liefde. Ik leerde een meisje kennen dat al lid was van de mensenrechtenorganisatie All Together in Dignity (ATD) Vierde Wereld. Ik kende dat niet. Het meisje – vandaag is ze mijn vrouw – vroeg of ik eens meeging naar een ATD-bijeenkomst. Ik was terughoudend, want die ATD was gesticht door een Franse priester in de jaren vijftig. Maar de organisatie bleek niets katholiek. De eerste Belgische die ooit aansloot was trouwens een gebenedijde atheïste. Dat lokte me. Dat en hun idee dat iedereen op zijn terrein iets kan doen tegen armoede. In België zijn we met een 25-tal collega’s, en daarnaast een paar honderd vrijwilligers, van wie heel veel nog zelf in armoede leven.”
Armoede, is dat een getal?
“Neen. Of toch maar gedeeltelijk. Het gaat om meer dan om geldtekort. Samen met de universiteit van Oxford hebben we onlangs onderzocht hoe armoede gedefinieerd wordt door mensen die het zelf mee maken. Mensen in armoede hebben dat onderzoek samen met universitairen uitgevoerd, in rijke en arme landen. Eén element keerde overal terug: arme mensen hebben het gevoel hun eigen leven niet in handen te hebben. Okay, niemand heeft alles zoals hij wil maar arme mensen hebben zelfs de meest essentiële touwtjes niet in handen. Heel concreet: arme mensen die verliefd worden, kunnen vaak niet gaan samenwonen omdat ze te weinig inkomsten kunnen voorleggen om aan een appartementje voor hun twee te geraken. Je leven niet kunnen leiden zoals je zou willen, dat is arm zijn.”
Jullie boek Aan de onderkant ligt de lat altijd hoger wil vooroordelen wegnemen. Het grootste cliché is: “De armen zouden beter gaan werken, dan geraken ze uit de miserie”
“Ik werk nu zo lang met armen en nog nooit heeft er een gezegd: ik wil niet werken. Ze willen allemaal werken. Maar ofwel zijn ze al kapot gewerkt ofwel heeft de armoede hen al te ferm toegetakeld. Er is een studie naar gedaan: de levensverwachting van mensen in het rijke Sint-Martens-Latem ligt bijna tien jaar hoger dan in de arme wijken rond Charleroi. Leef maar eens jaren in een slecht geïsoleerd, vochtig en tochtig huis. Dat vreet je gezondheid kapot. Dus arme mensen komen al met die achterstand op de arbeidsmarkt. Vaak zijn ze technisch en technologisch hopeloos achterop geraakt, als ze al niet analfabeet of digibeet zijn.”
“Arme mensen zijn vaak aan de slag als vrijwilliger. Dan moeten ze toch de stap naar regulier werk kunnen zetten, toeteren lieden aan de zijlijn. Wel, ze redeneren fout. Vrijwilligerswerk doe je op je eigen tempo, zonder stress en het geeft je een goed gevoel. Dat is helemaal anders dan bijvoorbeeld bandwerk.”
Ook deze hoor je vaak: “De armen hebben een schoon leven, niets doen maar wel elke maand gratis geld.”
“Mijn nicht zei dat onlangs ook nog eens. Het klinkt alsof arme mensen constant op congé payé zijn. Maar zo voelt het voor hen niet aan. Ze generen zich voor dat geld. Ook al omdat hun omgeving er hen vaak op aanspreekt. Ooit hoorde ik het verhaal van een arme vrouw die boodschappen ging doen. De buur zag haar in de winkel en pakte ostentatief een aantal aankopen weer uit de kar van de arme vrouw en zei: Dit en dit heb je niet nodig en kijk me niet zo aan want ik betaal voor jouw uitkering. Dat hakt erin. Weer een hap uit het beetje zelfbeeld dat nog restte. Vooral een eigen verdiend inkomen zal de zelfwaarde weer opbouwen. Wie niet arm is snapt dat niet want dan is je zelfwaarde zo vanzelfsprekend als ademen. Tot je ademhalingsproblemen krijgt.”
Hoe diep zakt dat zelfbeeld?
“Tot mensen zich geen mens meer voelen maar een hond. Echt waar. Laat me je het verhaal vertellen van de Artothèque in Frankrijk, dat was een bibliotheek maar dan niet voor boeken maar voor kunst. Op een keer ging een arme vrouw er een werkje van Picasso ontlenen om thuis aan haar muur te hangen. Waarom doe je dat toch? vroeg de maatschappelijk werkster die dat een domme uitgave vond. Die vrouw antwoordde: wanneer ik ’s morgens wakker word en ik zie die Picasso, dan weet ik dat ik geen hond ben.”
Nog een cliché: “Die armen hebben zogezegd geen geld maar hebben wel allemaal een smartphone en een flatscreen”
“Mijn vrouw en ik hebben ook voor ATD een tijd in Haïti gewerkt, toen de gsm doorbrak. De arme mensen konden dat niet kopen. Maar wel fake plastieke gsm’s. En daarmee liepen de jonge gasten dan zogezegd te bellen. Als statussymbool. Die status is de gsm vandaag al lang kwijt. Het is een noodzaak geworden. Een dakloze die naar de nachtopvang wil, moet eerst inbellen. Wie werk zoekt, moet bereikbaar zijn. De flatscreen is anders. Het valt me op: bijna overal waar ik kom, staat de tv op. Om de stilte te verdrijven, denk ik, de stilte waarin je gedachten toch maar weer afdwalen naar je schulden en je problemen.”
Tot slot een cliché waarop ik mezelf betrapte tijdens het lezen van jullie boek: “Vakantie is voor mensen die werken. Arme mensen hebben dat niet nodig”.
“We hebben ooit vier jaar gewerkt op de ATD-vakantieboerderij in Nederland. Daar zag ik echte metamorfoses. Koppels die al ruziemakend arriveerden en me bij de eerste handdruk niet durfden aankijken. Na een paar dagen zag ik die mensen lachen, hand in hand lopen, met de kinderen dollen en teder met elkaar omgaan. Ze waren bevrijd van lastige keuzes. Wie in armoede leeft moet constant kiezen tussen dingen waartussen je niet wil kiezen. Tussen schoenen kopen voor je kind of die openstaande ziekenhuisfactuur betalen. Als je de schoenen kiest, staat de deurwaarder misschien morgen te zwaaien met de ziekenhuisfactuur. Maar als je die betaalt, wordt je kind op school misschien uitgelachen met zijn kapotte schoenen. Op vakantie valt die stress even weg.”
Jullie boek sloopt de clichés. Dat is nodig want in veel milieus noemen ze arme mensen nog profiteurs.
“Mijn ouders, bijvoorbeeld, waren hardwerkende West-Vlaamse boeren. Zij redeneren: wij hadden succes in ons leven want we werkten hard. Maar ze vergeten hun geluk mee te tellen. Ze kozen in het begin voor koeien in plaats van voor varkens en dat bleek een economisch juiste keuze. Ze hadden geen tegenslag met hun kinderen. En toen Europa melkquota uitvaardigde, kregen ze subsidies. Ja mijn ouders hebben hard gewerkt maar ze hebben ook geluk gehad. Ongeluk kan hard werkende mensen in armoede storten.”
Het boek beschrijft ook hoe mensen uit hun armoede trachten te geraken. Zag u al wonderen, armen die nu een regulier leven, met huis, job en gezin hebben?
“Zeker. Maar mensen raken er nooit alleen uit. Vaak is er een geliefde die hen is blijven pushen om ondanks alle afwijzingen toch werk te blijven zoeken. Voor jongere mensen komt die push vaak van leerkrachten. Laat dat een oproep zijn naar scholen: wees attent voor het talent van kinderen uit arme gezinnen, wanneer jullie in hen geloven, komen ze vooruit. Zuhal Demir (N-VA), is daarvan een frappant voorbeeld. Dank zij een leerkracht zonder vooroordelen vloog ze niet naar snit en naad maar mocht ze Latijnse doen. Zo kan echt iedereen het verschil maken voor mensen in armoede, en zijn wonderen mogelijk. »
Hebt u armoede zien veranderen in de loop der jaren?
“Vooral de verklaring ervoor is gewijzigd. Twintig jaar geleden werd armoede nog gezien als een structureel probleem. We moesten de structuren veranderen, dan zou de armoede verminderen of verdwijnen. Het politieke discours is nu anders. Armoede is een probleem van het individu geworden. Het is het individu dat fouten heeft gemaakt of dat te lui is om te werken. De politiek heeft bewust die switch gemaakt. Ze wassen hun handen in onschuld.”
Hebt u enig idee voor wie arme mensen stemmen?
“Gemengd. Links, rechts en de extremen. Ja er zitten Belang-stemmers tussen. Zij geloven de sociale dimensie van hun programma dat belooft het op te nemen voor de arme blanke man. Dat maakt anderen dan weer razend kwaad.”
Armoede staat laag op de politieke agenda maar hoog op dat van de media. Wat vindt u eigenlijk van tv-programma’s als “Steenrijk, Straatarm” waarin arm en rijk een week van woonst en leven ruilen?
“Ik brand ze niet af. Die programma’s zijn een manier om over armoede te laten spreken. Maar of ze de armoede echt tonen is een andere vraag. Te vaak zie ik een vooraf bedacht format waarin de armen dan worden gepropt. Het hele verhaal wordt niet verteld. Te vaak wordt letterlijk en figuurlijk ingezoemd op de iPhone of het blik bier.”
Word u niet depressief van constant met arme mensen om te gaan?
“Heel af en toe. Maar we doen verder. Als mensen die al zoveel hebben meegemaakt de strijd niet opgeven, waarom ik dan wel?”
Vlamingen in armoede getuigen: “Ik heb gisteren lekkere gamba’s gegeten, uit de vuilnisbak”
Jan (58) belandde in de armoede na een faillissement en een scheiding. Saskia (50) moest haar schaamte inslikken om in de rij met leefloners te gaan staan. Pascal (45) was een ongewenst kind dat op zijn 18de op straat werd gezet. Alle drie getuigen ze over wat het is om arm te zijn. “Er zijn veel avonden dat ik mezelf in slaap ween.”
Pascal (45): “Er zijn veel avonden dat ik mezelf in slaap ween”
Familiale situatie: Ik leef al twintig jaar samen met de eenzaamheid.
Maandbudget: 1.000 euro
Arm zijn is kiezen. Niet tussen een Apple- of Samsung-gsm. Maar tussen eten of naar de cinema gaan. Pascal heeft twee dagen niet gegeten omdat hij per se Midway wilde zien. “Mooie oorlogsfilm maar in mijn eentje genoot ik niet echt. Al liet ik dat gevoel niet doorkomen.”
Pascal doceert: “Wie arm is, kan het zich niet permitteren te veel op zijn gevoel te leven. Doe je dat wel, dan word je constant gekwetst. Rationaliseren wordt een soort overlevingstechniek. Al lukt het mezelf ook niet altijd. Ik ben nu al achttien jaar alleen. Dat begint te wegen. Er zijn veel avonden dat ik mezelf in slaap ween. Tuurlijk wil ik graag nog eens iemand ontmoeten. Maar ik heb het gevoel dat ik aan de voet van de Himalaya sta en dat alle vrouwen onbereikbaar boven zitten. Komt ook omdat mensen niet meer praten met elkaar.”
Pascal was een ongewenst kind. Zijn moeder had een meisje gewild, Pascal was een jongen. Ze kon hem niet snel genoeg buiten krijgen. “Op mijn achttiende wees ze me het gat van de timmerman. Ik moest buiten maar was amper gewapend voor de strijd. Ik had geen diploma dat op iets trok. Mijn ouders waren beroepsmilitair in het buitenland. Om de zoveel tijd zat ik ergens elders op school.”
In de economisch moeilijke jaren tachtig vond Pascal werk aan de onderkant van het aanbod: in poetsdiensten, in de horeca, als metaalbewerker, in de groendienst, als zaalwachter. Zelfs af en toe als figurant in de VTM-serie Familie. “Ik heb nog met zatte Rita op cruise gezeten.”
Het leek te gaan lukken. Pascal had een relatie, ze raakten zwanger maar het kindje werd dood geboren. Pascals vriendin kon er niet over praten en de relatie liep stuk. Sindsdien is Pascal alleen. Om niet te stikken in eenzaamheid doet hij overal vrijwilligerswerk.
“Maar dat is tricky. Want dan zegt de VDAB, als gij zoveel vrijwilligerswerk doet, dan kunt ge ook een reguliere job aan”, vertelt Pascal. “Ze vinden ook dat vrijwilligerswerk te weinig tijd overlaat om nog echt werk te zoeken. Ik zou niets liever willen dan echt werk. Maar het gaat gewoon niet. Mijn rug is kapot van de fysieke mishandeling die ik in mijn jonge jaren heb ondergaan. Toch heb ik uitzicht op iets: ik volg een opleiding om dan als ervaringsdeskundige in de armoede anderen te kunnen helpen. Die hulp is hard nodig want arme mensen weten te weinig waar ze recht op hebben. Ze durven zich te weinig te weren.”
Onlangs moest Pascal zich ferm weren tegen een energieleverancier. Die vond het energieverbruik van Pascal verdacht laag. Woonde hij wel op dat adres? “Hoe durfden ze mij van fraude te verdenken. Ik steek ’s avond alleen maar één lamp en de tv aan om mijn ecologische voetafdruk zo klein mogelijk te krijgen. En dat is dus verdacht.”
Pascal is boos. Dat is hij allicht vaak. Waarschijnlijk nog het meest op zijn moeder, die hem destijds het huis uit zette. Zijn ouders leven nog. Misschien heeft Pascal nog een erfenis te verwachten? “Kan zijn. Maar wanneer? Over twee jaar? Over twintig jaar? Op de tijd heb je geen vat. Kijk, ik ben weer aan het rationaliseren.”
Saskia (50): “Ik heb gisteren lekkere scampi’s gegeten, uit de vuilbak”
Familiale situatie: alleenstaand met één dochter ten laste.
Maandbudget: 1.600 euro.
Wat rijke mensen niet weten over leven in armoede? Saskia denkt even en lacht dan breed: “Hoe verschrikkelijk lekker ik deze week al heb gegeten uit de afvalbakken van het grootwarenhuis: gamba’s en kip. Alleen: ik eet niet wat ik wil, ik moet eten wat ik vind.”
Saskia zal het vaak herhalen: ze is niet arm. Die 1.600 euro voor haar en haar dochter, dat is niet zo weinig. Er zijn er die veel slechter af zijn. “En toch, zelfs al heb ik het nu iets beter, ik voel me arm. Armoede is meer dan een cijfer, meer dan geld. Armoede is een gevoel. Je kan de mens wel uit de armoede halen maar de armoede niet uit de mens. Het schaamtegevoel zit als een tatoeage voor altijd in mij gebrand. Ik raak het nooit meer kwijt.”
Saskia zegt dat het moed vergt te erkennen dat je arm bent. Ze had lang die moed niet. Als schoolverlater was ze getrouwd met een werkloze. Ze leefden van hun werkloosheidsuitkeringen. Na de geboorte van het eerste kind lag Saskia met een postnatale depressie in het ziekenhuis. Toen keek een sociaal assistente naar haar situatie en zei vlakaf: “Maar jij bent arm, jij moet steun gaan vragen bij het OCMW.”
Het OCMW gaf steun, gaf een leefloon. Letterlijk: geven. Saskia moest zoals haar lotgenoten elke week mee in de rij gaan staan om haar enveloppe met leefloon te krijgen.”Ik moest mijn schaamte inslikken of ik had geen geld.”
Ook tegenover haar kinderen moest Saskia het gevecht tegen de schaamte staken. Ze moest aanvaarden dat voor de kinderen een plaatsing beter was dan ze bij haar te houden. Omdat ze dan wist: mijn kinderen zullen de rust en stabiliteit vinden die ze nodig hebben om te groeien, iets wat Saskia niet kon garanderen. Het heeft pijn gedaan. Pijn die ze nu wat tracht te milderen door haar huis en computer voor de arme buurtkinderen open te stellen, die thuis geen computer hebben waarmee ze op Smartschool kunnen.
Ja, Saskia zit op Facebook. Vooral om berichten en studies over armoede met anderen te delen. Geen vakantiefoto’s, want die zijn er niet. Ze wil ook geen klaagzang posten over haar eigen leven want “daardoor zal ik geen boterham meer hebben”.
Dan weer die bedenking: ik ben nu niet meer echt arm. Saskia zoekt naar het juiste woord. Een marsmannetje? Legt dat het een beetje uit? “Als ik bij de armen kom, zeggen ze: jij bent niet van onze wereld. Maar in de rijke wereld voel ik me ook niet thuis. Ik ben een marsmannetje.”
Saskia, het eenzame marsmannetje. Ook letterlijk. Ze is al 25 jaar alleen. Ja, ze komt mannen tegen. Maar die willen hun rugzak bij de hare kieperen. Een man die haar zorgen mee helpt dragen, die passeert niet. Saskia herhaalt wat Pascal ook vertelt: “Je moet als arme veel kunnen rationaliseren, ook je eenzaamheid, anders ga je eronderdoor.”
Saskia kijkt me kwaad aan. “Mooi dat je ons gedrieën hier interviewt. Maar wat gaat het uithalen? De krant zou om de drie weken een update moeten brengen van ons verhaal. Dan zouden de mensen inzicht krijgen in armoede en zouden ze ook inzien – ja, ik durf dat zeggen – dat zo’n Warmste Week compleet fout is. De overheid moet voor de armen zorgen. Niet de burgers. Zij kunnen een Warmste Week houden voor, ik zeg maar wat, het defensiebudget.”
Jan (58): “Doordat ik mijn zoon niet mocht helpen is hij in zijn wagen gaan leven. En gaan sterven”
Familiale situatie: Gescheiden, twee kinderen. Tracht al negen jaar zijn Marokkaanse vrouw naar België te krijgen.
Maandbudget: 1.446 euro.
Eindelijk. Na negen jaar procederen krijgt Jan zijn Marokkaanse vrouw naar ons land. Eindelijk heeft hij zijn inkomen kunnen optrekken naar het niveau waarop hij voor zijn vrouw een visum kan vragen. Eindelijk wat geluk na een faillissement, kanker en de dood van zijn dakloze zoon.
Sinds kort is Jan wijkwerker, een soort klusjesdienst van de VDAB. 60 uur per maand werkt hij in het Fort van Breendonk. Jan krijgt daarvoor nu samen met zijn werkloosheidsuitkering 1.446 euro per maand . Dat is eigenlijk nog negen euro onder het minimuminkomen dat vereist is om zijn Marokkaanse vrouw te laten overkomen. Maar ze zien het door de vingers. Ze krijgt haar visum.
Een Marokkaanse vrouw. Dan heeft die Jan toch geld om naar Marokko te gaan? Hoeveel keer hij dat al niet heeft gehoord. Die brute inbreuk op zijn privéleven. En dan vertelt hij weer dat hij wacht tot de tickets aan hun bodemprijs van soms 39 euro zitten. “Maar eigenlijk heeft niemand daar zaken mee.”
Jan was zeventien toen zijn moeder zei “Nu is het gedaan met school. Gaan werken, gij.” Jan kon beginnen als hulpje bij een kermisklant. Thuis was de deur dicht, een tante gaf hem onderdak. Na de kermis vond hij werk bij Eternit, een producent van bouwmaterialen. Eternit zou pas later lang en lelijk in het nieuws komen, voor het gebruik van kankerverwekkend asbest. “Ik heb daar nog asbest opgeschept”, dacht Jan bang, toen dat nieuws uitbrak. Hij had ondertussen een danscafé geopend, een oude droom.
“Maar het liep niet. Ik ging daarnaast nog werken maar het hielp niet. Al mijn geld smolt weg. Op de duur at ik in de duik alleen nog maar boterhammen met choco. Verdoken armoede was het. Maar ondertussen herken ik het meteen bij lotgenoten. Wie een euro moet omdraaien om naar de cinema te gaan, is arm. Dan moet je het alleen nog aan jezelf durven bekennen.”
Jans groeiende armoede zette zijn huwelijk zo onder druk, tot het sprong. Vanaf dan hield het niet meer op. Twee weken nadat het faillissement was uitgesproken, kwam de tweede klop. Een mokerslag. Jan had darmkanker. Ironisch genoeg verbeterde dat zijn financiële situatie, want de ziekteuitkering lag hoger dan de dop. “Maar ik bleef arm. Op de dag dat ze me genezen verklaarden moest ik de lange weg naar huis te voet doen. Geen geld voor de bus, laat staan voor een auto.”
De kanker was weg, de problemen niet. Jans zoon was op de dool. Geen werk, geen dak boven het hoofd. Jan gaf hem tijdelijk onderdak, zodat zijn zoon een referentieadres kon krijgen. Dat was nodig om steun te kunnen vragen. Mag niet, zei het OCMW, dat is domiciliefraude. Onmiddellijk werd zijn steun met 200 euro verlaagd.
“Mijn zoon is dan in zijn wagen gaan leven. En gaan sterven. Op een keer is hij er met een brandende sigaret in slaap gevallen. Hij overleefde de brand niet. De dood van een kind, voor een ouder is er niets verschrikkelijker.”