‘Wat we niet zien of begrijpen, verhult veel’

‘Zou je het opnieuw doen?’ Dat vraag je wel eens aan iemand aan het einde van een tocht. Marijke Decuypere stelt zichzelf die vraag, maar toch ook anders: Waarom ben ik nog altijd bij ATD? We blikken met haar terug op meer dan 30 jaar engagement bij ATD Vierde Wereld en hoe het allemaal begon.

‘Ik was een twintiger en leerkracht in mijn stad’, vertelt Marijke. ‘Ik zag armoede rond mij en werd erdoor omvergeblazen. Bij ATD vond ik antwoorden en een radicaliteit die geen vrede nam met halve oplossingen. Daarom werd ik medestander in Brugge. Daar begreep ik dat partnerschap mét mensen in armoede belangrijk is. Nu is dat inzicht breder gedeeld, maar in 1990 was het vrij uniek. Toch blijft het ook voor ATD een zoektocht om dat ideaal waar te maken.’

5 jaar later werd Marijke volontair, een voltijds engagement voor een minimumloon. In die hoedanigheid ging ze in verschillende landen op weg met gezinnen, onder meer in Guatemala, Frankrijk, Nederland en België. Present zijn bij mensen in armoede is niet evident, vertelt ze.

Worstelen met jezelf

‘In Guatemala was er in de wijk waar we werkten een gezin dat ons van bij het eerste contact geld vroeg. Dat was uitzonderlijk. Iedereen doet er wel iets, zoekt dingen bij elkaar, maakt en verkoopt spullen, voert klusjes uit. Ik dacht: Dat kunnen zij toch ook? We startten met een straatbibliotheek naast hun woning. Op een bepaald moment vroeg de mama mij om mooie foto’s te nemen van het gezin. Ik twijfelde, maar stemde uiteindelijk toch in. Ik twijfelde, omdat de zoontjes er vrij sjofel bij liepen. Maar toen ik toekwam, zag ik ze van beneden al op de heuvel staan, piekfijn uitgedost. De mama vroeg me ook om foto’s binnen te nemen, het was voor haar een gelegenheid om te laten zien hoe mooi ze had opgeruimd. Later kwam ik te weten dat de oma elke ochtend om 4 uur ging vegen op de markt en dat de mama kleren waste voor anderen. Ik weet heel goed dat ik mijn vooroordelen opzij moet zetten, maar in de praktijk is het vaak moeilijk. Ik kom uit een warm gezin, zelfstandigen in West-Vlaanderen, mensen die hard werken, sober leven en sparen voor onvoorziene omstandigheden. Hoe ouder ik word, hoe meer ik besef hoe diep dat in mij zit. Het bepaalt hoe ik naar andere mensen kijk. En daar worstel ik mee.’

Tijd nemen, leren, zoeken om te begrijpen

‘Er is vaak veel wat we niet zien of niet begrijpen’, vervolgt Marijke. ‘Een moeder zegt me dat ze genoeg heeft van de jeugdrechtbank, dat ze het opgeeft, ook al betekent dat dat ze haar dochter niet meer zal zien. Wat speelt hier? Wat gaat er in haar om? En naar de straatbibliotheek komen Roma-kinderen. Ook bij hen gebeuren dingen die we niet begrijpen. Telkens moeten we ons informeren, lezen en praten met mensen die er meer van begrijpen. Maar omgekeerd wil ook ik mijn inzichten delen. Als een 14-jarige tegen zijn mama tekeer gaat, is dat typisch gedrag van een 14-jarige. Dat wil niet per se zeggen dat hij haar afschrijft. En dat kinderen bij hun vrienden willen zijn tijdens een zeldzaam weekend dat ze eens thuis zijn, ook dat is normaal.’

Bruggen slaan

‘Als je ‘present’ bent, ben je als volontair niet alleen’, weet Marijke. ‘Je komt ook hulpverleners tegen met wie je bruggen kan slaan. Soms loopt dat makkelijk omdat je bij de hulpverlener dezelfde verontwaardiging voelt. Ik denk aan een gezin waarvan ik dacht dat de situatie muurvast zat, dat we niet vooruit geraakten. Maar dankzij een nieuwe hulpverlener hebben we ervoor kunnen zorgen dat de jeugdconsulent meer kansen heeft gegeven aan het gezin. Soms vergt het jaren voor er beweging komt in een situatie. De invalshoek van een hulpverlener die de veiligheid van het kind moet garanderen, brengt een andere logica in het spel en het is niet altijd gemakkelijk begrip te hebben voor elkaars perspectief.’

Grenzen stellen

Je moet ook grenzen stellen voor jezelf, ondervond Marijke. ‘Toen mijn man Kris en ik in Colmar werkten, werden we vaak ’s nachts wakker gebeld door een militante. Meestal was ze dronken. We hielpen haar niet door in die omstandigheden naar haar te luisteren. Na een tijdje namen we de telefoon niet meer op. Niemand kan op elk moment bereikbaar blijven zonder er zelf onder door te gaan. Soms is het ook niet duidelijk of een psychische kwetsbaarheid bij iemands persoonlijkheid hoort of een gevolg is van een leven in armoede. We moeten dan kunnen toegeven dat dit geen taak voor ons is, maar werk voor psychologen. Grenzen stellen betekent ook vermijden dat je in schaamtesituaties terechtkomt. In de Volksuniversiteit moet je soms aan mensen het zwijgen opleggen, omdat ze anders misschien spijt gaan krijgen van wat ze allemaal hebben blootgegeven. Ik herinner me ook een gezin in de Elzas. De zoon had lange tijd op straat geleefd, maar de mama had haar zoon weer bij haar laten wonen. Op een bepaald moment werd de zoon gewelddadig omdat hij geld wilde om drugs te kopen. Ik durfde niet weg te gaan omdat het niet veilig was voor die vrouw, maar achteraf begreep ik dat de mama niet wou dat ik die situatie meemaakte. Ik had haar in een schaamtesituatie gebracht.’

Marijke aan het werk tijdens de straatbib in Willebroek

De armsten?

In haar terugblik stelt Marijke een belangrijke vraag: ‘Tot wie moeten we ons richten? Mensen die in armoede geboren zijn? Mensen die getekend zijn door een langdurige ervaring van armoede? In een plaatselijke groep van ATD was iedereen het erover eens wie de armste mens was van de groep. Hij had een geschiedenis van plaatsing en kon niet lezen. Maar door zijn deelname had hij in de loop der jaren een netwerk uitgebouwd waar hij steun bij vond. Later bleek dat anderen het veel moeilijker hadden dan hij. Ik denk ook aan een vrouw met een rijke woordenschat en een verzorgd voorkomen. Op een vorming vertrouwde ze me toe dat ze twee weken bijna niets gegeten had. Ze had haar ellende goed kunnen verbergen. Of het gezin dat ik ken via de straatbibliotheek. Ze hadden hun leven vrij goed voor elkaar, dacht ik. Tot ik de problemen zag die er op school waren met hun dochter van twaalf. Ze zat in een begeleidingstraject dat de ouders niet begrepen. De school en het CLB vonden dat ze er geen energie meer konden insteken, dat het een zaak was voor het OCJ (Ondersteuningscentrum Jeugdzorg). In een vorming leerde ik dat we ons elk jaar de vraag moeten stellen: aan welke tien mensen geven we nu voorrang? Dan hou je er rekening mee dat mensen evolueren en blijf je zien dat er ook andere mensen zijn die aandacht vragen en dat ook verdienen, zoals mensen met een vorm van autisme. Maar wij zijn er niet in de eerste plaats voor die problematieken. Wij hebben daar geen expertise rond. Door aan die mensen aandacht te geven, kunnen we geen ruimte vrijmaken voor kinderen en mensen die getekend zijn door armoede. Zij worden apart gevolgd en dat moeten we uitleggen. Neem bijvoorbeeld de gezinsvakanties die we in de zomer organiseren. Daarvoor moeten we ook altijd goed uitleggen wie meekan en waarom. Hetzelfde geldt voor de volksuniversiteit: daar moeten we zeggen dat we eerst het woord geven aan mensen die aarzelen of zich moeilijk uitdrukken. Voor de straatbibliotheek kiezen we onze locatie zorgvuldig. We richten ons tot alle kinderen, maar voor sommige kinderen is er een individueel moment. Als je niet oplet ben je immers vlug aan de slag met de meest dynamische kinderen en de meest dynamische ouders.’

Nieuwe woorden

Tim ’S Jongers zegt dat zijn gedrag nog altijd bepaald wordt door de armoede die hij meemaakte. In zijn boek Armoede uitgelegd aan mensen met geld staat veel dat we al weten, maar toch was het voor Marijke een eyeopener om dingen anders te zien, door de woorden die hij gebruikt en hoe hij dingen uitlegt. ‘Dat armoede een gebrek is aan allerlei soorten kapitaal zoals cultureel kapitaal of sociaal kapitaal, een netwerk hebben. Daar wees A. ons op: ‘Ons netwerk is niet sterk genoeg; als we bij de jeugdrechter vijf mensen uit onze omgeving noemen die ons willen ondersteunen in onze opvoedingstaak, dan zit de kans er dik in dat die geschrapt worden.’ Er is ook instantiekapitaal: weten hoe je moet omgaan met overheden. Mensen in armoede slagen er vaak niet in om iets administratief te regelen. En cultureel kapitaal bepaalt of je wordt uitgesloten om je kleding, om de manier waarop je spreekt, om woorden die je niet kent. Niet dat mensen in armoede zich zomaar moeten aanpassen, maar er zijn nu eenmaal codes in onze maatschappij die we niet kunnen veranderen of die helpen om goed met elkaar om te gaan. Dat je in de opera je buur niet moet storen door heel de tijd op je gsm te scrollen. Dat je in een museum de kunstwerken niet aanraakt. Het  lijkt mij ook onze taak om die codes mee te geven.’

Tout seul on va plus vite. Ensemble on va plus loin

Marijke vertelt over het belang van samenwerkingen: ‘Door samen te werken met partners die we nog niet kennen, komen we uit onze comfortzone. We krijgen kritische vragen die ons doen vooruitgaan. In 2023 namen we met enkele ouders deel aan het internationaal seminarie ‘Recht op een gezinsleven’ (Chantier famille) in Frankrijk. We vroegen ons nadien af wat we hiermee gingen doen in Vlaanderen. De Vlaamse ouders die betrokken waren, hadden oudere ervaringen, terwijl er binnen de jeugdhulp heel veel veranderd is. Als we met dit rapport wilden uitpakken, moesten we dat voor een stuk herwerken. Net op dat moment startte de Gezinsbond met het Gezinskabinet, een grote bevraging van alle ouders met kinderen tussen 0 en 14 jaar. Eerst heb ik met een militante online een aantal voorstellen ingediend, daarna zijn enkele militanten naar de lokale gezinskabinetten gegaan. Hun ervaringen werden echter niet gedragen door de meerderheid. Daarom nodigden we de Gezinsbond uit bij ons en samen met Centrum Kauwenberg organiseerden we een gezinskabinet in het Vierde Wereldhuis. Alle voorstellen die we gedaan hadden, hingen uiteindelijk aan de muur tijdens het groot gezinskabinet in Leuven. In de gekozen twaalf voorstellen zitten een aantal zaken die over armoede gaan: voldoende sociale gezinswoningen, gratis onderwijs, toegankelijke kinderopvang, een inclusief referentiekader (niet vertrekken vanuit een middenklasse-denken) en financiële ondersteuning van ouders. Een ander voorbeeld is onze campagne ‘Aan de onderkant’, waarbij we samenwerkten met onderzoekers en journalisten. Dankzij Kathy Lindekens konden we een groot reclamebureau aanspreken. Een reclamecampagne kwam er uiteindelijk niet, maar dat bureau heeft ons wel geduwd om buiten onze grenzen te gaan, we hebben daar veel uit geleerd. Voor het boek mochten we samenwerken met uitgeverij EPO. Dankzij hen hebben we heel wat exemplaren verkocht en zetten we intensief in op lezingen. Het was een goede keuze om met een externe uitgever te werken.’

Engagement

Tot slot komt onvermijdelijk de beginvraag weer op tafel. Waarom is Marijke nog altijd geëngageerd bij ATD? ‘Mijn engagement bij ATD heeft me gelukkig gemaakt en verrijkt. Ik heb heel veel verschillende mensen leren kennen. Ik had dieptepunten en twijfels, ik worstelde. Het is geen makkelijk engagement, je ziet niet direct resultaat. Als je meewerkt met een straatbibliotheek dan zie je wel kinderen die blij zijn, ouders die tevreden zijn. Bij de volksuniversiteit is het al minder duidelijk. Maar altijd waren er redenen om te blijven.’

Marijke merkt wel een verschuiving van engagement in vergelijking met 30 jaar geleden: ‘We werkten altijd met weinig betaalde krachten en veel vrijwilligers. Dertig jaar geleden hadden we veel medestanders. Er was meer inzet, maar er waren ook weinig organisaties zoals ATD. In Vlaanderen is de visie van ATD nu terug te vinden bij heel wat verenigingen waar armen het woord nemen. Zij hebben soms tien betaalde medewerkers in één stad, terwijl wij met vier à vijf mensen op Vlaams niveau proberen te werken. Toch blijft ATD uniek: presentie is de basis. We blijven ervoor kiezen om daar tijd, ruimte en financiën voor vrij te maken. Door present te zijn leren we armoede beter kennen en begrijpen en met deze kennis kunnen we naar de samenleving gaan en structurele veranderingen brengen.’

Tekst: Evelien Lambrecht

 

0
    0
    Je winkelmand
    Your cart is emptyNaar vorige pagina