© Olaf Kraak /hh
Verschenen in De Standaard op 28/02/2019
Klimaatjongeren en gele hesjes: voor de ene groep is bewust leven een keuze, voor de andere een noodzaak, merkt Guy Malfait. Ze moeten met elkaar leren praten.
Het is de verdienste van de klimaatjongeren dat ze een debat aangezwengeld hebben. En eindelijk is er ook een link gelegd met sociale onrechtvaardigheid. Dat hebben we in grote mate te danken aan de inbreng van de gele hesjes. Maar wat mensen die dagelijks in armoede leven zélf ervaren en hoe zij denken over het klimaat, dat
blijft nog altijd onderbelicht. Jammer, want ook hun inbreng is
noodzakelijk, als we een duurzame samenleving voor álle burgers
willen.
Voor wie in armoede leeft, is het een extra uitdaging – en soms is
het zelfs onmogelijk – om duurzame keuzes te maken. Wie dagelijks
biologische groenten of fruit wil eten met een leefloon, komt halverwege de maand in de problemen. Sorteren, een vanzelfsprekendheid voor de gemiddelde burger, is een logistieke uitdaging voor wie moet leven op een oppervlakte van pakweg 30 vierkante meter. Tijdens de Volksuniversiteit van ATD Vierde Wereld, op 16februari, praatten we met een vijftigtal mensen over armoede en duurzaamheid.
Het verhaal van Francine (de namen in dit stuk zijn fictief, hun
verhalen niet) spreekt boekdelen. Zij woont in een van de blokken die onze grote steden gebouwd hebben voor mensen aan de onderkant van de samenleving. ‘Al jaren is het water dat bij ons uit de kraan komt bruin en vies. De sociale huisvestingsmaatschappij zegt dat het probleem bij de Watergroep ligt, de Watergroep vindt natuurlijk van niet. Ik ben dus verplicht om water in flessen te kopen. Dat is duur, slecht voor het milieu en ik moet extra pmd- zakken kopen.’
Oude diesel
Duurzaam leven is vaak een logisch gevolg van een uiterst klein
budget. ‘Wij gooien nooit eten weg’ was een veelgehoorde uitspraak. Soms leidt dit tot kafkaiaanse toestanden. ‘Ik moet rondkomen met 60 euro per week,’ zegt Paul ‘Het is bij mij dus elke dag Dikke Truiendag. Maar vorige week kreeg ik inspectie van de sociale dienst. Er was een vermoeden van domiciliefraude omdat mijn energiefactuur zo laag is. Ik moest bewijzen dat ik in mijn appartement woon en niet ergens anders.’
Er is ook hypocrisie en kortzichtigheid in het klimaatbeleid, vinden
mensen in armoede. Dirk woont op het platteland: ‘Daar kan ik
nog net de huur betalen. Zonder auto raak ik niet op het werk. Maar
ik mag met mijn oude diesel niet meer rijden in een aantal steden.
Een auto die twintig jaar meegaat, is volgens mij beter voor het milieu dan twee nieuwe auto’s. En waar gaat mijn oude diesel naartoe?’
Vaak zijn mensen in armoede aangewezen op voedselbanken. ‘Ik
krijg steeds hetzelfde, het aantal kilo spaghetti dat ik al heb moeten
eten is niet te tellen. Er zit heel veel blik bij, soms over tijd. Gezonde
voeding kun je dat niet noemen. Ik durf het niet te zeggen bij de
voedselbank, want dan zullen ze zeggen dat ik ondankbaar ben, of
dat ik best kan rondkomen zonder hen.’ De armen als oplossing voor
onze overschotten?
‘In welk huis woont u?’
Uit onderzoek blijkt dat mensen in armoede een kleine ecologische
voetafdruk hebben. Hoe hoger iemand op de sociaal-economische
ladder staat, hoe groter zijn voetafdruk. Denk maar aan de impact van verre reizen of van salariswagens. We namen de proef op de som en deden samen met hen een onlinetest om hun ecologische
voetafdruk te meten.
“Lang vóór recycling een hype werd en repaircafés het licht zagen, hadden mensen in armoede ze al uitgevonden.”
Een eerste vaststelling was dat dergelijke tests nauwelijks gemaakt
zijn voor mensen in armoede, alsof zij niet bestaan. Bij het thema
‘Wonen’ konden ze aanduiden in welk soort huis ze woonden: een
klein appartement, een groot appartement, een rijwoning of een alleenstaande woning. Daar kwam onmiddellijk felle reactie op. ‘Ik
woon al jaren op straat’, of ‘Ik woon bij mijn dochter, want ik kan
zelf geen huur betalen.’
Wat verder in de test komt de vraag of er op de brievenbus een
sticker plakt met ‘Geen drukwerk of reclame’. Zo’n sticker haalt je
voetafdruk naar beneden. Logisch, want je spaart papier uit. ‘Niet zo logisch’, vindt Kurt die met een kapotte rug thuiszit en moet rondkomen van een uitkering. ‘Ik wil zo’n sticker niet. Ik pluis al die reclameblaadjes helemaal uit. Hoe denk je dat ik anders het einde van de maand kan halen?’
Het werd al snel duidelijk dat de ecologische voetafdruk van de
aanwezigen afgetekend kleiner is dan die van de gemiddelde Belg.
Zalig zij die arm zijn, want zij zullen het klimaat redden. We kunnen
mensen aan de onderkant van de samenleving betrekken bij het zoeken naar duurzame oplossingen. Een sprongetje in de geschiedenis maakt veel duidelijk.
Afgedragen kleding werd vintage
Lang vóór recycling een hype werd en repaircafés het licht zagen,
hadden mensen in armoede ze al uitgevonden. Veel mensen die in
generatiearmoede zijn opgegroeid, herinneren zich dat hun ouders
of grootouders oud ijzer gingen ophalen. Met het oude ijzer kwamen
ook wasmachines, fietsen, bromfietsen mee. Thuis werden ze hersteld en vervolgens weer verkocht. Rijk werd je er niet van, maar je kon ervan leven. Het is tragikomisch dat vanuit de transitiewereld
de vraag komt hoe mensen in armoede meer betrokken kunnen raken bij bijvoorbeeld repaircafés.
Diezelfde paradox stellen mensen in armoede ook vast bij de
kringwinkel. Vroeger waren zij de enige klanten. Voor een redelijke
prijs kon je er een bankstel kopen. ‘Ondertussen is het chic om met
tweedehandse kleren rond te lopen’, merkt Tanja op. ‘Maar daardoor
zijn de prijzen wel de hoogte in gegaan. Probeer maar een winterjas
voor de kinderen te kopen onder de 10 euro.’ ‘Vintage noemen ze dat,’ zegt Willy, ‘ik kan bij de kringloop geen kast meer vinden
met mijn budget.’
Dat belet niet dat er groot enthousiasme is om mee te werken aan
duurzame oplossingen. Sinds vorig jaar werkt een groep van een
twintigtal ervaringsdeskundigen mee aan het onderzoek van het federale Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en uitsluiting. Twee keer per maand komen ze samen om vanuit hun ervaring mee te werken en te denken. Hun expertise en inzichten worden gekruist met die van onderzoekers en middenveldorganisaties.
Die kruising van kennis ontbreekt in het klimaatdebat, laat staan
in het gevoerde beleid. Mensen in armoede worden te vaak neergezet als vervuilers, ze worden te vaak gebruikt als drogreden om milieumaatregelen tegen te werken. Hun relatieve afwezigheid op klimaatmarsen wordt geïnterpreteerd als ongeïnteresseerd. De oproep van mensen in armoede is heel duidelijk: ‘Praat met ons, niet voor ons. Denk met ons, niet voor ons.’